Individuele pensioenen beleg je collectief

Het is goed denkbaar dat er de komende jaren door aftopping, lagere opbouw en andere ingrepen een verdere verschuiving zal optreden naar netto pensioenregelingen en vrije vermogensopbouw. Hoe gaan deelnemers daarmee om? En wat betekent dat voor pensioenfondsbestuurders, pensioenuitvoerders en werkgevers? Jack Jonk, directeur vermogensbeheer bij Blue Sky Group, geeft zijn visie op de toekomst van beleggen voor het pensioen.

Individuele pensioenopbouw steeds belangrijker

We gaan richting een verder geïndividualiseerde toekomst. De bruto regeling zal door bijvoorbeeld verdere aftopping en lagere opbouw onvermijdelijk terrein verliezen aan netto pensioenregelingen en aan vrije vermogensopbouw. In eerste instantie speelt dat vooral bij hogere inkomens. Maar naarmate de verschuiving voortzet, zullen grotere groepen deelnemers ermee geconfronteerd worden.

Zorgambitie gaat verder dan zorgplicht

De vraag is hoe pensioenbestuurders daarmee zullen omgaan, en daarbij strijden hoofd en hart om de voorrang. Het hoofd kijkt nuchter naar de formele ruimte die een pensioenfonds krijgt. En die ruimte is beperkt. Want het pensioenfonds bepaalt niet zelf welke pensioenregelingen worden aangeboden. Het aanvaardt de opdracht van sociale partners om een door hen overeengekomen regeling uit te voeren. Bovendien mag een pensioenfonds alleen activiteiten verricht in verband met pensioen en er geen nevenactiviteiten op nahouden.

Het hart pakt het anders aan. In het vorige nummer van ons corporate magazine Blauw verkende Emile Soetendal, plaatsvervangend directeur bij de Pensioenfederatie, het spanningsveld tussen de zorgplicht en de zorgambitie van een pensioenfonds - hoofd versus hart. Een citaat dat me aansprak: “Afgezien van wat er moet, is het daarom vooral ook een kwestie van wat je ambitie is als pensioenfonds: in welke mate je wilt investeren om de behoeften en wensen van deelnemers te kennen en ze vervolgens ondersteuning te bieden. De wettelijke verplichting moet niet de enige overweging zijn, het gaat vooral ook om de intrinsieke motivatie om je te verplaatsen in de deelnemer.”

Deelnemers willen gefaciliteerd worden

Maar wat is dan de behoefte van de deelnemer? Wij hebben hier onderzoek naar gedaan en we hebben ervaring met verschillende regelingen. Hieruit blijkt dat deelnemers het belangrijk vinden om gefaciliteerd worden. Als zij op een laagdrempelige manier toegang krijgen tot individuele pensioenvoorzieningen, dan maken zij hier dankbaar gebruik van. ‘Gemak’ is dus een belangrijke factor. Ook ‘vertrouwen’ en ‘inzicht’ scoren hoog. Hieruit valt op te maken dat het bestaande collectief heel goed een rol kan vervullen bij de individuele pensioenvoorzieningen. Hierin kunnen het fonds, de uitvoerder en de werkgever een aandeel hebben.

De manier waarop deelnemers gefaciliteerd willen worden verschilt overigens. Er kunnen daarin grofweg drie klantgroepen worden onderscheiden:·        

  • Deelnemers die vooral op zoek zijn naar ontzorging en zelf zo min mogelijk tijd willen besteden aan hun pensioen. Deze groep heeft het liefst een kant en klaar aanbod van de bijbehorende producten.
  • Deelnemers die persoonlijke begeleiding willen bij het maken van hun persoonlijke pensioenkeuzes. Hierbij past een adviserende rol.
  • Deelnemers voor wie controle belangrijk is en die zelf invloed op hun pensioen willen. Dan staat de motiverende rol voorop.

Groepsgevoel bij individuele pensioenvoorzieningen

Uit onze praktijk blijkt dus dat deelnemers, wanneer ze concrete mogelijkheden krijgen aangereikt, daar in hoge mate gebruik van maken. Dat deelnemers meedoen aan de individuele regeling die hun pensioenfonds of uitvoerder aanbiedt, heeft ook te maken met hun behoefte om overzicht te houden, en om aanvullende mogelijkheden zo goed mogelijk te laten aansluiten op de basisregeling. Mensen mogen zich dan individualistisch opstellen, ze willen graag ergens bij horen en vinden het ook belangrijk om te weten wat ‘de anderen’ doen. Deelnemers gaan niet zomaar met iedereen in zee en maken verstandige keuzes. We zien dat de meeste deelnemers, op de schaal van defensief naar offensief, kiezen voor een neutraal risicoprofiel.

Bestuurders voelen meer verantwoordelijkheid dan hen is toebedeeld

Deelnemers dichten hun pensioenfonds, op verschillende manieren, dus een belangrijke rol toe. Maar zien bestuurders het pensioenfonds die rol ook voor zichzelf weggelegd?

Kort geleden mocht ik een kennissessie over dit onderwerp leiden tijdens het jaarcongres van de Pensioenfederatie. Ik vroeg de deelnemers naar hun ambitie als fondsbestuurder: willen ze deelnemers motiveren om deel te nemen aan netto regelingen of aan vrije vermogens opbouw, willen ze een stap verder gaan door te adviseren, willen ze een eigen service of product implementeren? Of willen ze helemaal niets doen? Er kwam een gemengd beeld uit, mede beïnvloed door de formele beperkingen – het hoofd. Toen ik dezelfde vraag nogmaals stelde, maar dan in een situatie waarin pensioenfondsen veel meer bewegingsruimte zouden hebben, verschoof het beeld een stukje richting hart. Kortom: veel bestuurders voelen een bredere verantwoordelijkheid voor hun deelnemers dan ze nu formeel dragen. Maar het is niet gezegd dat de formele beperkingen blijvend zijn. Bovendien geldt ook hier: waar een wil is, is een weg. Want een pensioenfonds heeft bij het invulling geven aan de gevoelde verantwoordelijkheid geen geïsoleerde positie. Het maakt deel uit van een ecosysteem van (arbeidsvoorwaardelijke) partijen, samen met de werkgever en de uitvoerder. Samenwerking binnen dit ecosysteem is in het belang van de deelnemer en maakt oplossingen bereikbaar die voor ieder van de afzonderlijke partijen buiten bereiken zouden liggen.

Samen de deelnemer faciliteren

Aan de ene kant zijn veel pensioenfondsbestuurders dus graag bereid om méér te doen voor deelnemers als het gaat om individuele regelingen, zodra ze daar de ruimte voor krijgen én het voor de deelnemers relevant en interessant is. En aan de andere kant zijn deelnemers op hun beurt daadwerkelijk geïnteresseerd in die rol van hun pensioenfonds. Zeker als de dienstverlening begrijpelijk is en afgestemd op hun individuele behoefte. Het bestaande collectief – lees: het pensioenfonds in samenwerking met de uitvoerder en werkgever – kan daarom ook voor individuele regelingen een vertrouwde partner zijn. Dus laten we die handschoen oppakken als we daarvoor de ruimte krijgen. Er wordt wel gezegd: schoenmaker blijf bij je leest. Maar als die leest verandert, doet de schoenmaker er wellicht goed aan om mee te veranderen.

Portret Jack Jonk
Jack Jonk

Directeur Vermogensbeheer