Regels kunnen juist houvast en consistentie bieden bij rendementstoedeling
De grote lijnen van het nieuwe pensioenstelsel zijn duidelijk. Maar zoals vaak schuilt de duivel in de details. De komende periode liggen er tal van belangrijke ‘details’ op de bestuurstafel. Om bestuurders te helpen bij het maken van de juiste keuzes publiceren we een serie blogs waarin onze specialisten verschillende onderwerpen uitlichten. Pieter Westland, hoofd beleggingsstrategie bij Blue Sky Group, belicht details rond het toedelen van rendementen.
Toedelen van rendementen
Dekkingsgraden verdwijnen in het nieuwe pensioenstelsel. De focus verschuift naar het verwachte pensioen van de individuele deelnemer. Dat geldt voor beide contracten waaruit pensioenfondsen en sociale partners gaan kiezen. De verbeterde premieregeling is het contract met de minste solidariteit. De deelnemer belegt het individuele pensioenvermogen volgens zijn profiel en krijgt jaarlijks het rendement bijgeschreven. In het nieuwe contract onderbouwen risicobereidheid en -draagvlak de regels voor verdeling van het rendement tussen de deelnemers.

Beschermings- en overrendement
Daarmee verandert het beleggingsbeleid in het nieuwe contract. In de opbouwfase is het hoofddoel het behalen van rendement. Richting de uitkeringsfase is het doel het realiseren van stabiele pensioenuitkeringen. Voor deze doelen zijn twee instrumenten beschikbaar: beleggingen die overrendement genereren en beleggingen die zorgen voor bescherming. Een jonge deelnemer krijgt in het nieuwe contract vooral overrendement toegedeeld, een oudere deelnemer vooral beschermingsrendement. Beide soorten rendementen worden teruggerekend uit het rendement over het totale vermogen van het pensioenfonds.
Hanteer geen boekhoudkundige werkelijkheid
Pensioenfondsen moeten veel aandacht besteden aan deze twee typen rendementen in hun ALM-analyses. ALM staat voor asset liability management en is een methode om te komen tot wegingen van beleggingscategorieën en de hoeveelheid afdekking van risico. Die aandacht betreft dan met name hoe beide typen rendementen worden opgebouwd en het beleid dat regelt welke deelnemersgroep hoeveel van elk rendement gaat ontvangen. Overheid en sociale partners schetsen nu in de hoofdlijnennotitie een boekhoudkundige berekening van het beschermingsrendement die niet aansluit bij de praktijk. Die berekening gaat ervan uit dat renteafdekkingen zeer nauwkeurig zijn ingericht. Dat is weliswaar mogelijk, maar niet de huidige praktijk bij veel pensioenfondsen. Dit omdat zo’n nauwkeurige inrichting meer beheerkosten en dus rendement kost. Voor een eerlijke uitsplitsing tussen beschermingsrendement en overrendement moet je gebruikmaken van de echte rendementen van de renteafdekking en dus niet van een boekhoudkundige werkelijkheid.
Een vorm van ongewenste solidariteit
Uitgaan van de daadwerkelijke rendementen is van belang omdat een renteafdekkingsportefeuille altijd resulteert in een zekere mate van ruis. Dat komt doordat de afdekkingsportefeuille niet precies meebeweegt met het risico dat moet worden afgedekt. De swaprentecurve beweegt bijvoorbeeld anders dan een rentecurve van staatsobligaties. Dan is het eerlijk om het echte resultaat van die afdekking toe te delen aan degenen voor wie die afdekking in het leven is geroepen. Bij een boekhoudkundige toedeling ontstaat een vorm van ongewenste solidariteit. De ruis of het basisrisico komt dan terecht in het overrendement en dat belandt bij de jongere deelnemers. Dat is niet de bedoeling, want de afdekking is er juist voor de gepensioneerden.
Extra solidariteit zichtbaar maken
Een deel van het rendement kan in het nieuwe contract worden toegewezen aan een solidariteitsreserve. Je zou dit probleem kunnen benaderen door de solidariteitsreserve ook in te zetten voor het opvangen van het verschil tussen boekhoudkundig en daadwerkelijk rendement van de renteafdekking. Dan wordt deze extra solidariteit in ieder geval duidelijk zichtbaar.
Beleggingscategorieën lopen niet synchroon
Een ander ‘detail’ rond rendementstoedeling dat aandacht verdient zijn illiquide beleggingen. Als je belegt in beursgenoteerde stukken zoals aandelen en obligaties weet je kort na het eind van het jaar wat het rendement was. Van minder liquide categorieën, zoals private equity en vastgoed, weet je dat pas vele maanden later. De rendementsdata van de verschillende beleggingscategorieën lopen niet synchroon. Dat levert een uitdaging op voor het pensioenfonds dat rendementen moet toewijzen en communiceren, terwijl die nog niet bekend zijn. Je zou schokken over maximaal tien jaar uit kunnen smeren, maar dan moet je deelnemers achteraf vertellen dat ze toch meer of minder krijgen dan gedacht. Ook hiervoor zou je de solidariteitsreserve in kunnen zetten. Bij de verbeterde premieregeling kunnen bpf’en en beroepspensioenfondsen zo’n reserve inrichten. Om voor ondernemingspensioenfondsen in de verbeterde premieregeling illiquide beleggingen mogelijk te helpen maken, lijkt de solidariteitsreserve een waardevolle mogelijkheid.
Leg rekenregels vast op detailniveau
Zo zijn er tal van technische details voor beleidsmakers om verder te doordenken en goed uit te werken. Heldere afspraken over eerlijke rendementstoewijzing bevorderen het draagvlak. Het verdient aanbeveling om rekenregels op dit detailniveau vast te leggen. Zodat je die consistent kunt toepassen als pensioenfonds en je niet zelf het wiel hoeft uit te vinden. Soms voelen regels als restrictief, maar het kan ook juist prettig zijn om regels als houvast te hebben.
Beluister hier een podcast met Pieter Westland over het belang van consistentie en samenwerking in de keten van een pensioenfonds.