Verschil tussen pensioencontracten is vooral een kwestie van framen

Sociale partners moeten kiezen, welk contract wordt het: solidair of flexibel? Deze termen roepen het beeld op dat het solidaire contract niet flexibel is en het flexibele contract niet solidair. Maar dat beeld klopt niet, betoogt pensioenspecialist Marc Heemskerk van Mercer. Het is vooral een kwestie van framing, want in werkelijkheid zijn de verschillen bescheiden. En binnen beide contracten zijn zodanige keuzes te maken dat die verschillen nog wat verder verdampen.

Waarom zijn er eigenlijk twee contracten?

‘Om de stap te vergemakkelijken die Nederland moet zetten van uitkeringsovereenkomsten naar premieovereenkomsten. Er zijn ook nu al veel premieregelingen, maar kijk je naar de aantallen deelnemers, dan heeft tachtig tot negentig procent nog steeds een uitkeringsovereenkomst. De premieregelingen hebben een slecht imago. Dus moesten er elementen in worden gestopt om die overstap te vergemakkelijken, er moest een keuze zijn naast de al bestaande premieovereenkomst. Overigens komt dat slechte imago vooral doordat er relatief weinig premie wordt betaald in de huidige premieregelingen en niet zozeer door de pensioenregeling zelf. Want een pensioenregeling is in essentie eenvoudig: je legt geld in, daarmee probeer je rendement te behalen en het totaalresultaat bepaalt je pensioen. Zo werkt het bij elk contract. Bij een uitkeringsovereenkomst net zo goed als bij een premieregeling.’
 

Maar in werkelijkheid is de gelijkenis tussen beide contracten onder de motorkap dus groot, en kun je van beide contracten goede en minder goede regelingen maken?

Op het gebied van beleggingsrisico bevat het ene contract inderdaad niet veel meer solidariteit dan het andere, het beleggingsrisico ligt met name bij de jonge deelnemers. Het ene pensioencontract zal, bij een vergelijkbare beleggingsmix op collectief niveau, vanuit beleggingsperspectief niet veel beter presteren dan het andere. Ook als het gaat om het langlevenrisico zijn beide contracten vergelijkbaar en heeft het ene pensioencontract niet kwantificeerbaar meer solidariteit dan het andere. Met name de premiehoogte zal de kwaliteit van de regeling bepalen, en niet de contractkeuze.’
 

En dan komt dus de framing om de hoek kijken

‘Ja, om te laten zien dat er toch een goede premieovereenkomst mogelijk is. En door een keuze aan te bieden waarbij op de ene optie het etiket ‘solidair’ is geplakt, dat het goed doet bij de achterban. Maar als je kiest voor een flexibele (individuele) regeling mét een solidariteitsreserve, dan lijkt dat behoorlijk veel op een solidair contract. En je ziet in het individuele contract wel profielen waarbij je agressief of behoudend belegt, maar de verschillen zijn niet enorm. En hoe je het ook wendt of keert, beide contracten zijn gebaseerd op beschikbare premie. Voor de goede orde: dat kan prima werken, als je er maar genoeg geld in stopt.’
 

Er is toch niets mis mee om te wijzen op de verschillen?

’Op zich is het logisch om, als je een keuze aanbiedt, de verschillen te benadrukken. En gevoel is ook belangrijk, als deelnemers zich beter voelen bij het ene contract dan bij het andere is dat een belangrijk keuzeaspect. Maar je moet de contractnaam wel kunnen waarmaken. Met betrekking tot solidariteit heb ik al eerder betoogd dat het er maar net vanaf hangt hoe je het vraagt. Vraag je in een deelnemersonderzoek of mensen solidariteit in hun pensioenregeling willen, dan zal het antwoord massaal ‘ja’ zijn, vermoed ik. Maar als je de vraag anders formuleert, bijvoorbeeld “Vindt u het goed dat uw pensioenkapitaal na uw overlijden ter beschikking wordt gesteld aan de overige deelnemers?”, dan wordt het enthousiasme een stuk minder groot. Maar dat is ook solidariteit.’
 

Het heeft er ook mee te maken hoe je het begrip solidariteit uitlegt.

‘Volgens de oude Van Dale is solidariteit het bewustzijn van saamhorigheid en de bereidheid om de consequenties daarvan te dragen. Voor het pensioen komt het erop neer dat je bereid bent middelen af te dragen, waarbij het op voorhand niet duidelijk is of je per saldo individueel zult profiteren, of dat je juist ten gunste van anderen bijdraagt. Je kunt je afvragen of deelnemers zich dat ten volle realiseren.’
 

En die solidariteit moet ook nog in de praktijk blijken?

’Zo is het, en we zien nu al tegenstellingen ontstaan. Enerzijds zou de solidariteitsreserve gevuld kunnen worden tot het maximum van 15%, voor toekomstig slechtere tijden. Anderzijds wordt er door dezelfde partijen die het solidaire contract aanhangen de wens uitgesproken om al vanaf 105% dekkingsgraad te indexeren. Dit lijkt haaks op elkaar te staan. En ik weet ook niet of met de huidige druk op premie alle deelnemers bereid zullen zijn een premiebijdrage van maximaal 10% af te dragen voor de solidariteitsreserve, ten laste van hun eigen voor pensioen bestemde vermogen.’
 

Zal een deel van de markt niettemin kiezen voor het individuele contract?

‘Zeker. Het individuele keuzecontract zal vooral worden gekozen door bedrijven die nu al een premieregeling hebben. Of door bijvoorbeeld de uitzendbranche, waar de solidariteitsreserve geen logische optie lijkt omdat deelnemers maar kort opbouwen en de reserve toch niet meekrijgen bij afkoop van hun pensioen.’
 

Maar als beide contracten zo dicht bij elkaar kunnen zitten, hoe kun je dan kiezen?

‘De keuze is moeilijk, omdat beide contracten zo op elkaar kunnen lijken. Alleen kiezen tussen de labels ‘solidair’ en ‘flexibel’ is een te grote versimpeling. Maar het goede nieuws is: omdat er zulke grote overeenkomsten mogelijk zijn, kun je eigenlijk ook geen verkeerde keuze maken. Heldere communicatie is natuurlijk wel een uitdaging. Mensen kunnen de complexiteit niet bevatten en dat kun je ze ook niet kwalijk nemen.’
 

Wat kun je daaraan doen?

‘Ik gaf al aan, je moet oppassen met de manier waarop je het vraagt, het mag niet suggestief zijn. Wij pleiten voor het kiezen tussen uitgangspunten, aan de hand van stellingen. Die aanpak gebruiken wij ook. Daarbij dwing je tot een keuze. Bijvoorbeeld ’we gaan indexeren zodra het kan’ versus ‘we willen korting te allen tijde voorkomen’. In het ene geval is er helemaal geen buffer nodig, in het andere is een solidariteitsreserve logisch. Zo zet je het op scherp en kun je voor jezelf je keuzes onderbouwen. En daarnaast is het zaak om goed te kijken naar de aard en de kenmerken van de deelnemerspopulatie. Schrikken de deelnemers van beleggingen en willen ze vooral ontzorgd worden, of juist niet? Is een solidariteitsreserve gewenst of is er zoveel verloop dat die helemaal niet gewenst is? Genoeg puzzelwerk.’
 

Wat het individuele contract betreft: we weten inmiddels dat mensen wel graag een keuze willen, maar er in de praktijk weinig gebruik van maken.

‘Ook bij het aanprijzen van het individuele contract is de formulering van de vraag belangrijk. Vraag je “Wilt u veel keuzevrijheid binnen uw pensioenregeling?” dan zullen veel deelnemers dat inderdaad willen. Maar luidt de vraag: “Gaat u straks uw eigen beleggingsmix kiezen in het nieuwe pensioenstelsel”, dan daalt de animo. Ik kan een voorbeeld geven uit onze eigen organisatie. Mijn collega’s in Australië hebben voor hun pensioenregeling heel veel keuzemogelijkheden. Tien procent maakt er gebruik van, de rest laat het pensioenfonds beslissen. Bij Mercer! Ik verwacht dat de extra keuzemogelijkheden van het individueel contract grotendeels onbenut zullen blijven.’
 

Uw kritische noten bij het solidaire contract lijken erop te wijzen dat u een voorkeur hebt voor het flexibele contract.

‘Dat hoor ik inderdaad vaker, maar het is absoluut een misvatting. In de ene situatie of populatie kan het ene contract meer passend zijn, in andere gevallen het andere contract. Ik denk alleen dat het risico van meer beloven dan men kan waarmaken groter is bij het solidaire contract dan bij het flexibele contract. Solidariteit is geen wondermiddel dat pensioenen voor een ieder fors hoger laat uitvallen. Bij flexibiliteit heeft men deze verwachtingen niet. Als een contract gekozen wordt op de goede gronden en met realistische verwachtingen ben ik gelukkig, onafhankelijk van welke van de twee het geworden is.’
 

Wat gaat er op de iets langere termijn gebeuren?

‘We gaan zien hoe het in de praktijk loopt, maar het zou mij niet verbazen dat we op een gegeven moment, bijvoorbeeld over een jaar of vijf, toch gewoon naar één regeling gaan. Die verschillende mogelijkheden kun je ook wel in één regeling onderbrengen. Het is voor nu te laat en niet passend in het proces, maar ik hoop dat de wetgever, als hij ziet wat er in de praktijk gaat gebeuren, zo wijs is om dat bij een volgende gelegenheid wel die kant op te bewegen.’

Marc Heemskerk
Marc Heemskerk

Pensioenspecialist bij Mercer