Nieuwe mogelijkheden én dilemma's voor beleggingsbeleid per leeftijdscategorie

Hoe kunnen we ons vermogen het beste verdelen over de beleggingen? En hoe past dat bij onze overtuigingen en de risicobereidheid van onze deelnemers? Het beantwoorden van deze vragen vergt veel tijd van besturen van pensioenfondsen. Met het nieuwe pensioenakkoord komt daar een nieuwe dimensie bij: denken in lifecycles. Dat zorgt voor nieuwe mogelijkheden én nieuwe dilemma’s.

Lifecycles worden steeds belangrijker

Met het nieuwe pensioenakkoord worden lifecycles steeds belangrijker. Denken in lifecycles betekent risico’s nemen die passen bij de leeftijd van de deelnemer. Een jonge deelnemer heeft nog een lange beleggingshorizon en kan meer risico nemen dan een deelnemer die vlak voor zijn pensioen zit. Naarmate een deelnemer de pensioendatum nadert, wordt het beleggingsbeleid afgebouwd naar een defensiever profiel voor meer stabiliteit, waarbij meer renterisico wordt afgedekt.

Lifecycles zijn niet nieuw. Ook nu bestaan portefeuilles van Nederlandse pensioenfondsen uit een mix van aandelen, obligaties en vastgoed, om efficiënt en flexibel te zijn en risico’s te spreiden. Het verschil is dat ze nu individueler worden. In welke lifecycle zit een deelnemer en welk beleggingsprofiel past daarbij?

Dilemma’s in het beleggingsbeleid

Onderscheid maken in leeftijd maakt het vaststellen van het beleggingsbeleid op het eerste gezicht complexer. In wezen is het echter niets meer dan de gemiddelde beleggingsportefeuille op totaalniveau verdelen in verschillende stukken. Op totaalniveau zou de portefeuille best min of meer hetzelfde kunnen blijven. Wel wordt zichtbaarder wie welk risico draagt. Het aantal jonge of oudere deelnemers van een pensioenfonds bepaalt hoe de opbouw van de beleggingen eruit ziet. Desondanks zijn er tal van dilemma’s voor het pensioenfonds bij het bepalen van het beleid. We belichten er vier.

1. Passen illiquide beleggingen nog in de portefeuille?

Illiquide beleggingen zijn private beleggingen die gemiddeld een langere tijd nodig hebben om verkocht te worden en minder vaak gewaardeerd worden. Denk aan privaat vastgoed, private equity en hypotheken.

Wisselen van risicoprofiel is minder gemakkelijk als het pensioenfonds veel illiquide beleggingen heeft. Het pensioenakkoord kan daarom van invloed zijn op de grootte van de illiquide portefeuille. Tegelijkertijd kijken we hiervoor vooral naar het totale deelnemersbestand. Zolang de leeftijdsopbouw en de grootte van de totale groep deelnemers min of meer hetzelfde blijft, hoeven de beleggingen niet te veranderen.

Een relatief jong pensioenfonds zou zelfs kunnen kiezen voor meer illiquide beleggingen dan nu. Pas wanneer het deelnemersbestand veroudert of krimpt zal opnieuw gekeken moeten worden naar de allocaties naar illiquide beleggingen. Dit geldt zowel voor de solidaire als de flexibele premieregeling. De flexibele premieregeling zal echter door individuele potjes en keuze in risicoprofiel naar verwachting relatief minder ruimte hebben voor illiquide beleggingen.

2. Wanneer passen we de renteafdekking aan?

Pensioenfondsen dekken veranderingen in de rente (deels) af. Momenteel doen ze dat voor alle deelnemers op dezelfde manier. Met het nieuwe pensioenakkoord wordt dat anders. Het pensioenfonds zou de renteafdekking nu al kunnen aanpassen om hierop voor te sorteren, maar loopt dan nu al wel meer renterisico. Dat kan van invloed zijn op de dekkingsgraad die voor alle deelnemers geldt. Tegelijkertijd is het niet verstandig om straks in één keer de renteafdekking aan te passen. Het pensioenfonds moet dus nu al nadenken over een geleidelijk pad naar de nieuwe afdekking.

3. Explicietere inflatieafdekking voor gepensioneerden?

Pensioenfondsen dekken ook veranderingen in de inflatie af. Op dit moment is die afdekking niet zo expliciet, maar met het pensioenakkoord wordt deze vooral voor gepensioneerden wel heel relevant. Gepensioneerden willen uiteindelijk een stabiel maar geïndexeerd pensioen. Hiervoor is rendement vereist. Inflatieafdekking kan de sleutel zijn om dit risico dicht te zetten en tegelijkertijd de volatiliteit uit beleggingen zoals aandelen te verminderen. Pensioenfondsen zullen moeten onderzoeken wat hierin wenselijk en mogelijk is.

4. Hoe leggen we het allemaal uit?

Sommige aspecten van het nieuwe pensioenakkoord zijn niet zo gemakkelijk uit te leggen. Een voorbeeld hiervan is de leenrestrictie. Die bepaalt dat maximaal 100% van het vermogen belegd kan worden, meer niet. Onderzoek toont aan dat het theoretisch voor een jonge deelnemer in de opbouwfase gunstig is om meer dan 100% van het vermogen te beleggen in aandelen. Met andere woorden, om geld te lenen om te beleggen in onder andere aandelen. Hierover wordt een vergoeding betaald. Binnen een pensioenfonds wordt dit opgelost door dit vermogen te lenen bij oudere deelnemers met een meer defensief profiel. Op totaalniveau ziet de beleggingsmix er niet anders uit.

Wanneer de resultaten gunstig zijn is de communicatie naar de deelnemers gemakkelijk. Maar wanneer aandelen het minder goed doen, dan vergroot het opheffen van de leenrestrictie het negatieve resultaat. Dit is lastiger uit te leggen, ondanks een lange horizon waarover dit weer goedgemaakt kan worden. Deze communicatieve uitdaging zal voor veel pensioenfondsen reden zijn om de leenrestrictie niet in te voeren.

Denken in lifecycles biedt houvast

Ook in hun huidige beleggingsbeleid houden pensioenfondsen al (indirect) rekening met verschillen in leeftijd. Met het nieuwe pensioenakkoord wordt het denken in lifecycles belangrijker. Hoeveel flexibiliteit een pensioenfonds nodig heeft, is afhankelijk van het deelnemersbestand en de keuze van de premieregeling (solidair of flexibel). Ongeacht de gekozen premieregeling biedt het denken in lifecycles houvast bij de verdeling van de portefeuille over de verschillende leeftijden en het nadenken over dilemma’s bij het invullen van het beleggingsbeleid. Straks, maar ook nu op weg naar het nieuwe pensioenakkoord.