Invaren, tenzij blijkt dat dit niet evenwichtig is

Pensioenfondsen moeten voor de bij hen ondergebrachte pensioenregelingen besluiten hoe zij in de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel  omgaan  met  de  opgebouwde  pensioenaanspraken  en -rechten in het huidige stelsel. Zetten zij bestaande rechten en aanspraken via een interne collectieve waardeoverdracht om naar het nieuwe pensioencontract (invaren)? Of blijven bestaande rechten en aanspraken in de huidige vorm onder het huidige Financieel toetsingskader (FTK) bestaan? Als eerste zijn sociale partners aan zet om deze vraag te beantwoorden. Het pensioenfonds moet zelfstandig beoordelen of invaren evenwichtig is.
 

Invaren is het standaard transitiepad

Invaren wordt beschouwd als het standaard transitiepad en daarmee geeft de Wet toekomst pensioenen richting aan het antwoord. Invaren kan leiden tot een onevenredig nadeel voor de belanghebbenden (deelnemers en sponsor). In dat geval is het mogelijk af te wijken van het standaard transitiepad.

Bezwaarrecht

Invaren vindt plaats op verzoek van sociale partners door middel van een interne collectieve waardeoverdracht. De wet maakt voor deze transitie een uitzondering door het individueel bezwaarrecht van deelnemers op te heffen. Deze uitzondering geldt alleen als de nieuwe pensioenregeling bij de pensioenuitvoerder wordt ondergebracht waar ook de bestaande pensioenregeling is ondergebracht. Als in het kader van de transitie wordt gekozen om de nieuwe pensioenregeling bij een andere pensioenuitvoerder onder te brengen, dan gelden de reguliere regels voor een externe collectieve waardoverdracht en hebben deelnemers wel bezwaarrecht.

Extra waarborgen

In de wet worden extra waarborgen opgenomen die moeten zorgen voor evenwichtige belangenbehartiging voor de diverse deelnemersgroepen. Dit wordt onder meer geregeld via een wettelijk hoorrecht van verenigingen van gepensioneerden en gewezen deelnemers. Zo’n vereniging kan hiermee informatie krijgen over het voornemen tot invaren en daar een oordeel over uit te spreken. Dit oordeel is niet bindend, maar biedt sociale partners de mogelijkheid om het mee te wegen bij het vaststellen van het transitieplan.

Het pensioenfonds geeft nadere taken en bevoegdheden aan de fondsorganen. De fondsorganen kunnen daarmee de evenwichtige belangenafweging door het pensioenfondsbestuur en de adequate beheersing van risico’s in de transitie beter toetsen. Ook wordt de rol van het intern toezicht verder versterkt en krijgt de raad van toezicht bovendien een goedkeuringsrecht op het voorgenomen besluit tot invaren door het bestuur.

Daarnaast krijgt de interne klachten- en geschillenprocedure van pensioenfondsen een strakkere invulling en wordt wettelijk verankerd. Een belanghebbende kan op basis van de interne klachten- en geschillenprocedure een klacht/geschil voorleggen dat verband houdt met een eventueel besluit tot invaren. In aanvulling hierop wordt in de wet ook een tijdelijke externe geschilleninstantie geïntroduceerd, waar de betrokkene terecht kan als deze er met het pensioenfonds niet uitkomt.

Methode van invaren

Als sprake is van invaren moet het pensioenfonds besluiten op welke manier de bestaande aanspraken en rechten worden ingevaren in het nieuwe pensioencontract. Het pensioenfonds kan kiezen uit twee wettelijk voorgeschreven methoden:

  • Standaardmethode: deze methode gebruikt een vereenvoudiging van de rekenregels uit het huidige FTK. Met deze methode wordt het aanwezige vermogen op een eenvoudige, transparante en uitlegbare manier verdeeld over de deelnemers.
  • VBA-methode: met deze methode wordt de waarde van de pensioenen bepaald door middel van een zogenaamde value based ALM-methodiek. VBA wordt gezien als een nauwkeurigere waarderingsmethode, maar vergt veel rekenwerk en is moeilijker uit te leggen aan deelnemers en andere betrokkenen dan de standaardmethode.

Netto profijt

Het pensioenfonds kiest een methode voor het invaren en legt dit vast in het implementatieplan. Ongeacht de gekozen methode moet het fonds aantonen dat de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel als geheel evenwichtig is. Om te bepalen of sprake is van evenwichtigheid tussen verschillende groepen deelnemers en leeftijdscohorten moet het pensioenfonds de netto profijteffecten van de transitie in kaart brengen. Dit betekent vergelijken van de waarde van de toekomstige pensioenuitkeringen minus de waarde van de toekomstige premiebetalingen in de situatie vóór en ná de transitie.

Bruto profijt

Pensioenfondsen die nu al een beschikbare premieregeling uitvoeren moeten de evenwichtigheid toetsen op basis van bruto profijt. Dit betekent dat zij alleen kijken naar de waarde van de toekomstige premiebetalingen in de situatie vóór en ná de transitie.

Gesloten pensioenfondsen

Voor gesloten pensioenfondsen geldt de problematiek van het invaren niet. Zij blijven de bestaande regeling(en) uitvoeren onder het huidige FTK.

Waarom invaren?

Het invaren van bestaande pensioenaanspraken en -rechten heeft verschillende voordelen.

  • Bestaande aanspraken en rechten kunnen direct meeprofiteren van de voordelen van het nieuwe pensioenstelsel, zoals de verbetering van het perspectief op een koopkrachtig pensioen.
  • Risicodeling over generaties binnen het pensioenfonds kan volledig worden benut.
  • Bij invaren is sprake van de ‘dubbele transitie’, toekomstige pensioenopbouw in een nieuw stelsel én invaren van de bestaande aanspraken en rechten. Dit kan de compensatieproblematiek die ontstaat door afschaffing van de doorsneepremie wellicht (deels) oplossen.
  • Het uitvoeren van één pensioenregeling is voor pensioenfondsen administratief eenvoudiger, goedkoper en eenvoudiger te beheersen.
  • Het nieuwe en het opgebouwde pensioen zitten in één pensioenregeling. Voor deelnemers is dit inzichtelijker en begrijpelijker. Ook de communicatie naar de deelnemer is eenvoudiger.
  • Economische ontwikkelingen kunnen er bij niet invaren toe leiden dat maatregelen getroffen moeten worden voor de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ aanspraken en rechten die moeilijk uitlegbaar en/of uitvoerbaar zijn. In de praktijk kunnen bijvoorbeeld de percentages waarmee en de momenten waarop de verhogingen en verlagingen plaatsvinden van de aanspraken en rechten of kapitalen niet meer hetzelfde zijn.

Waarom niet invaren?

Uit de evaluatie van de effecten van de transitie kan blijken dat deze niet evenwichtig zijn voor alle betrokkenen en/of leeftijdscohorten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de werkgever nu nog een bijstortingsverplichting heeft.

Sociale partners en/of het fonds kunnen dan besluiten af te wijken van het standaard transitiepad door niet in te varen. Dit voorgenomen besluit moet worden gemotiveerd. Dit betekent aantonen dat het invaren van de pensioenrechten en –aanspraken niet evenwichtig plaats kan vinden voor alle deelnemers. De consequentie van een dergelijk (voorgenomen) besluit is dat op de bestaande aanspraken en rechten de regels van het huidige FTK van toepassing blijven. Het pensioenfonds heeft dan te maken met twee pensioenregelingen onder twee verschillende toetsingskaders. Dit heeft gevolgen voor zowel de uitvoerbaarheid van de regelingen als voor de uitlegbaarheid aan deelnemers.