Ambitie behoudt ook in de premieregeling een rol

In het huidige pensioenstelsel is de uitkeringsovereenkomst het dominante type pensioencontract. In het nieuwe stelsel wordt de premie leidend. Het pensioendoel, oftewel de ambitie, blijft ook in het nieuwe stelsel belangrijk, maar de rol ervan gaat veranderen.

Een vooraf bepaalde pensioenuitkering is de arbeidsvoorwaardelijke toezegging. Deze pensioenuitkering is weer gekoppeld aan een ambitie. Partijen kunnen de ambitie samen afspreken, maar fiscaal gezien mag die maximaal 75% van het gemiddelde pensioengevend loon bedragen na 40 opbouwjaren. In praktijk betekent dit een opbouwpercentage in een middelloonregeling van maximaal 1,875%. Het te verwerven pensioen is in deze benadering leidend en de premie volgend. In toenemende mate is dit overigens niet meer 100% het geval. Steeds meer pensioenovereenkomsten tussen sociale partners bevatten nu al een afspraak over een maximale of vaste premie (onder andere CDC-regelingen) waardoor het opbouwpercentage kan fluctueren.

Ambitie blijft in beeld

In het nieuwe pensioenstelsel wordt overgestapt op premieregelingen. Kenmerkend voor premieregelingen is het uitgangspunt dat de premie die werkgevers en werknemers afspreken de arbeidsvoorwaardelijke toezegging vormt. De premie is dus leidend en het te verwerven pensioen volgend. Toch verdwijnt de ambitie of specifieker het pensioendoel in het nieuwe stelsel zeker niet uit beeld. De ambitie die in het huidige pensioenstelsel ten grondslag ligt aan de pensioenregeling, speelt ook in het nieuwe pensioenstelsel weer een belangrijke rol. Dit geldt zowel voor het fiscale kader als voor beide pensioencontracten. De rol van het pensioendoel verandert wel.

Fiscaal kader

Het uitgangspunt bij het bepalen van het fiscaal maximale premiepercentage is nog steeds dat in 40 opbouwjaren 75% van het gemiddelde pensioengevend loon kan worden bereikt en 80% in 42 jaar. Om tot een leeftijdsonafhankelijk premiepercentage te komen is een berekening gemaakt op basis van een aantal uitgangspunten. Uitgangspunten zijn de maatpersoon met algemeen aanvaarde parameters voor levensverwachting, franchise, carrièrepatroon, startloon en soort nabestaandenpensioen. Op basis van deze berekening is de fiscaal maximale premie vooralsnog vastgesteld op 30% van de pensioengrondslag. Deze premiegrens ligt in beginsel vast tot en met 2036 en zal vervolgens eens per vijf jaar worden herzien. Alleen bij tussentijdse wijzigingen in de economische omstandigheden die leiden tot een wijziging van de premiegrens van meer dan 5%-punt zal de premiegrens ook tussentijds worden aangepast.

Solidaire premieregeling - doelstelling

In de solidaire premieregeling is et streven om een voorwaardelijk koopkrachtig

pensioen te bieden. Sociale partners leggen de afgesproken doelstelling vooraf vast en bepalen of de toegezegde premie toereikend is voor de geformuleerde pensioendoelstelling. De pensioenuitvoerder verstrekt hen daartoe berekeningen op basis van de door DNB gepubliceerde uniforme scenarioset. Dit biedt sociale partners een handvat om de balans tussen de premie en de pensioendoelstelling, inclusief de kans dat deze doelstelling wordt gehaald, te beoordelen.

Solidaire premieregeling – verantwoordelijkheid doelstelling

De vaststelling van de consistentie tussen premie en pensioendoelstelling is een uitsluitende verantwoordelijkheid van sociale partners. Het is aan sociale partners om aan de hand van verschillende scenario’s te bepalen bij welke premie sprake is van een evenwichtige balans tussen premie, de beoogde pensioendoelstelling en een aanvaardbare kans dat deze doelstelling wordt gehaald.

De pensioenuitvoerder speelt in dit proces van premievaststelling een faciliterende rol. Op basis van een voorgeschreven uniforme scenarioset maakt de pensioenuitvoerder berekeningen ten behoeve van de premievaststelling door sociale partners. Bij die berekeningen gaat de pensioenuitvoerder uit van het vastgestelde beleggingsbeleid. De uitkomsten van deze berekeningen kunnen sociale partners vervolgens aanleiding geven om de premiehoogte en/of de pensioendoelstelling nogmaals te bekijken.

Voor het pensioenfonds is de door sociale partners uiteindelijk vastgestelde premie de pensioentoezegging op basis waarvan het de pensioenregeling altijd kan uitvoeren. Er is immers geen sprake meer van een aan de deelnemers toegezegde pensioenuitkomst, waar een kostendekkende premie tegenover moet staan.

Solidaire premieregeling – aanpassing parameters

Uiterlijk iedere vijf jaar brengt de Commissie Parameters een advies uit over onder meer de maximale parameters en de uniforme scenarioset. Als op grond van het advies van deze commissie de parameters en/of de uniforme scenarioset worden aangepast, dient het pensioenfonds de sociale partners te informeren over de gewijzigde kans waarmee de afgesproken pensioendoelstelling – gegeven de door sociale partners afgesproken premie

– kan worden behaald. Dit kan sociale partners aanleiding geven om de premie en/of de pensioendoelstelling te heroverwegen.

Flexibele premieregeling – geen verplichte doelstelling

Voor de flexibele premieregeling geldt, op basis van de consultatieversie van de Wet toekomst pensioen, geen verplichting om een pensioendoel te formuleren. Dit neemt niet weg dat een pensioendoel wel ten grondslag kan liggen aan een toe te zeggen premie. Een pragmatische benadering kan

zijn dat de (momenteel) fiscaal maximale premie van 30% is gekoppeld aan een ambitie van 75% in 40 dienstjaren (jaarlijks opbouwpercentage in een middelloonregeling van 1,875%). Een lagere doelstelling leidt derhalve tot een navenant lagere premie. Of omgekeerd betekent een lagere premie dat daar een lagere pensioendoelstelling aan ten grondslag ligt.