Het is maar de vraag of het erg is

Er wordt steeds beweerd dat de sociale media het hebben gedaan, dat die polarisatie in de hand werken, maar volgens Rens Vliegenthart is dat nog maar de vraag. In zijn onderzoek als hoogleraar richt hij zich op de manier waarop met name politiek en media op elkaar inwerken, hoe de politieke agenda wordt gevormd en hoe dat leidt tot beeldvorming in de samenleving.

‘In de beeldvorming spelen traditionele media met een redactie, zoals kranten, radio en tv nog altijd een belangrijke rol. Daarbij zijn opvallende mechanismen zichtbaar. Succesvolle politici weten hoe media werken en spelen het ‘spel’ goed: ze zijn handig in framing, ze spelen in op de negatieve bias; negatief nieuws krijgt meer aandacht dan positief nieuws. Ze zijn snel en gevat, stellen vragen over aansprekende onderwerpen, leveren de media goed bruikbare soundbites en zijn zelf ook actief op Twitter. Media maken daar dankbaar gebruik van en praten elkaar ook graag na, waardoor het effect nog wordt versterkt.’

Portret Rens Vliegenthart
Rens Vliegenthart 

‘Een negatieve beeldvorming is vervelend, en er is voor pensioenfondsen niet heel veel aan te doen. Maar misschien is het werkelijke probleem ook niet zo groot als menigeen denkt.’

Fake nieuws van alle tijden

Maar de opmars van de sociale media dan, waarbij mensen in hun eigen bubbel leven en hun eigen waarheid steeds weer bevestigd zien? Hoe nieuw is dat en wat is de impact, vergeleken met de tijden toen er alleen nog traditionele media waren, met een eigen redactie? De manier waarop we nieuws vergaren en consumeren is weliswaar drastisch veranderd, maar het groepsdenken is volgens Vliegenthart van alle tijden. Kranten berichtten eeuwen geleden in oorlogstijd al zeer eenzijdig en gekleurd om het moraal van het volk hoog te houden. En tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw was Nederland verzuild, met een koppeling tussen kerk, omroep, vakbond, politieke partij en onderwijs. 

‘Ook in de decennia van de verzuiling ging het erom dat iemand zo weinig mogelijk met afwijkende meningen in contact zou komen. Ook toen waren er al compleet verschillende werkelijkheden.’ Kortom: filterbubbels waren er ook al vóór de opkomst van sociale media. En fake nieuws is wel een nieuwe term, maar het fenomeen bestaat al eeuwenlang. 

Volgens Vliegenthart is het effect van de filterbubbel van sociale media in Nederland bovendien nog niet extreem sterk. Dat geldt zeker ook voor de vergrotende trap ervan, de echochambers, waarbij meningen voortdurend versterkt terugkomen. ‘De bubbel is nog doorlaatbaar, mensen hebben in hun netwerk ook andere mensen met andere meningen en staan daarvoor open.’

Vertrouwen en sociale klasse

Beeldvorming hangt nauw samen met vertrouwen. En het vertrouwen in andere mensen, politici, politie, rechters, kerken, ambtenaren en media de laatste jaren eerder groter dan kleiner is geworden. Het algemene beeld van toenemende achterdocht klopt dus niet. Maar er zijn binnen de bevolking wel zeer grote verschillen. Want laag opgeleide mensen hebben veel minder vertrouwen in het rijtje instituties, waar pensioenfondsen waarschijnlijk ook bij horen. ‘Kennelijk zijn de mensen in die socio-economische klasse cynisch, sceptisch en ook heel moeilijk bereikbaar. Ze hebben constant het gevoel dat niemand naar hen omkijkt, dat er niet met ze wordt gecommuniceerd, dat ze er niet bij horen en dat ze continu worden genaaid. En voor een deel is dat wantrouwen misschien ook niet zo onterecht.’ Belangrijke les is daarom: kijk heel goed tegen welke doelgroep je het hebt en hoe je die werkelijk kunt bereiken. 

Schijnwerkelijkheid

De vraag is volgens Vliegenthart wel gerechtvaardigd hoe sterk de media-effecten nu eigenlijk zijn en hoe je een betrouwbaar beeld krijgt van het beeld dat bij het publiek heerst. ‘De macht van de media is wel groot, maar mensen reageren niettemin zeer individueel en contextafhankelijk. Vaak laten media onderzoeksbureaus met behulp van steekproeven de mening van mensen peilen. Daar valt wel wat op af te dingen. Het kan bijvoorbeeld best zijn dat iemand niet echt een mening heeft, maar zich verplicht voelt toch iets te zeggen. En daarbij speelt ook die negatieve bias weer een rol, bijvoorbeeld veroorzaakt door ophef over het salaris van een topman. Zo kan er een schijnwerkelijkheid ontstaan. Dat gebeurt ook regelmatig wanneer een kleine meerderheid zich relatief luidruchtig op sociale media laat horen.’

Alles overziend komt Vliegenthart tot een enigszins geruststellende conclusie: ‘Een negatieve beeldvorming is vervelend, en er is voor pensioenfondsen niet heel veel aan te doen. Maar misschien is het werkelijke probleem ook niet zo groot als menigeen denkt.'

Rens Vliegenthart is hoogleraar Media en Samenleving aan de Universiteit van Amsterdam School en wetenschappelijk directeur van de Amsterdam School  of Communication Research (ASCoR).